Dit artikel is ook te lezen in het: Frans Engels
U kunt dagelijks een rondleiding krijgen in het kasteel van Petite Somme, nabij Durbuy. Hier kunt u meer lezen over de geschiedenis van het kasteel. De eerste vermeldingen van het kasteel dateren uit de 11de eeuw. In 1065 zou de toenmalige eigenaar van het kasteel, Gozelon de Montaigu, het landgoed van de abbij van Saint-Hubert hebben geplunderd. Toen hij was overleden, voelde zijn weduwe zich schuldig over de daden van haar overleden echtgenoot en doneerde het kasteel met kerk en vazallen aan de abdij Saint-Hubert. Het gehele gebied behoorde nu toe aan de bisschop van Luik. Later in diezelfde eeuw werd het kasteel gebruikt als een verdedigingswerk.
In het begin van de 14e eeuw, voegde Jean de Bohême een toren toe aan het kasteel. Het kasteel was inmiddels opgenomen in de verdedigingsstrategie van Noord-Luxemburg. Luxemburg had het kasteel verkregen dankzij een uitstaande schuld.
Vanaf die tijd werd het kasteeldorp ´Petite Somme´ genoemd, waarschijnlijk omdat het volgende dorp ´Grande Somme´ heette. Het originele kasteel bestaat niet meer. Het oorspronkelijke kasteel bestaat niet meer. Buiten de vierkante dertiende-eeuwse toren, sloopte Graaf Charles de Favereau alles wat als onderkomen voor de familie Hamal had gediend. Hij bouwde een landhuis van bakstenen op de oude fundamenten zonder een bepaalde stijl aan te houden. Het kasteel bleef het eigendom van de familie de Favereau tot 1877.
Baron Victor Albert de Favereau was familie van Ghislaine Mlisonne de Lados (weduwe van Victor Rouscelot de Menil en Lucien Philip de Henin de Boussu), die een dochter had die Louise Marie Eulalie werd genoemd. Zij trouwde met Amable Alexis de Jourda, Graaf van Vaux, in 1861 en erfde het kasteel in 1877.
De nieuwe eigenaars sloopten het bakstenen gebouw en de dertiende-eeuwse toren, die teveel vervallen was om nog te restaureren. Hierna werd het kasteel in 1888 in de stijl van de 13de eeuw herbouwd (neo vroeg-gotische ogivale -pointe- stijl). Alles wat er nog over is van de originele gebouwen, zijn een paar van de buitengebouwen en de puntige deur met de wapens van de familie Hamal en Grane. Hoewel het kasteel zijn prachtige aanzicht heeft behouden, zijn de meeste bomen gekapt.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog gebruikte de familie De Vaux het kasteel als een hospitaal om voor de gewonden te zorgen. De vijand brandde verschillende huizen in het dorp plat en de inwoners vonden onderdak in het kasteel. Sommige van de buitengebouwen werden ook platgebrand. Daarna staat de dochter van Charles de Jourda (en kleindochter van Noel de Jourda), die als non in een klooster in Luik leefde, toe dat haar zusters in het kasteel leven van 1942 tot 1944.
Tijdens de slag van Von Rundstedt in de Tweede Wereldoorlog bezetten de Amerikaanse soldaten het kasteel. Gedurende die tijd sneuvelden er veel verzetsmensen die in de omgeving van het kasteel opereerden. De graaf stierf in 1946, waarna het kasteel met zijn 400 hectare bos werd verkocht.
In 1948 speelde een groep filantropen uit het naburige Basse district met het idee om er een vakantiecentrum te beginnen en een kampeerplaats voor studenten en scholieren. Onder aanvoering van de burgermeester van Herstal (Jean Andrieu) en de burgermeester van Oupeye (Denis Deghaye), werd er een VZW (Vereniging Zonder Winstoogmerk) opgericht in 1949. Het initiatief bevatte een vakantieschool, een school voor geestelijk gehandicapten, een jeugdherberg, een kampeerterrein en een hotel-restaurant.
Nadat het initiatief failliet gegaan was, werd het in 1975 verkocht aan Serge Fransevitch, die eigenaar was van een makelaarskantoor in Brussel. Daarna bleef het 4–5 jaar ongebruikt en verviel het gebouw en werd het geplunderd. Het verkeerde in een verloederde staat toen het werd aangekocht door ISKCON (International Society for Krishna Consciousness). De leden van ISKCON zijn begonnen met het renoveren van het kasteel, een werk dat nog steeds aan de gang is.